Vanaf 20 oktober verkrijgbaar in de boekhandels in Haarlem, Heemstede, Hoofddorp, Santpoort

 

400 gevels en 20 verrassende verhalen over de Bakenes. We leggen nu de laatste hand aan de vormgeving zodat het materiaal in de loop van augustus naar de drukker kan. De lancering is gepland op zondag 20 oktober. Meer informatie volgt spoedig.

De Bakenessergracht wint met een neuslengte voorsprong het kampioenschap: welke straat heeft de meeste rijksmonumenten in de Bakenes? Op de gracht zijn 50 panden aangewezen als rijksmonument en zeven als gemeentelijk monument. De Jansstraat eindigt met 49 monumenten op de tweede plaats. Maar eerlijk is eerlijk, de lengte van de Jansstraat is hemelsbreed 367 meter en de Bakenessergracht 397 meter. Dat scheelt toch 30 meter!

Het Spaarne is vermoedelijk tegelijk ontstaan met de Haarlemse Strandwal, zo’n 4.000 jaar geleden. De rivier was nooit erg diep, omdat er weinig hoogteverschil is tussen de bron en de monding. En de afvoer van water is het hele jaar door relatief gering, maar wel constant. Dit soort traag stromende rivieren hebben altijd brede beddingen en gaan meanderen. Met andere woorden: wijde bochten vormen. En die bochten kennen wij ook nu nog in het stroomgebied van het Spaarne, denk maar aan het Noorder Buiten Spaarne. Die zijn stukken breder dan het smalle, slingerende en gekanaliseerde Spaarne dat nu langs het centrum van Haarlem en de Bakenes stroomt.

Al in 1272 moet het oudste deel van de Waalse kerk - ook het laagste, meest westelijke deel - hebben bestaan.  Want in dat jaar werd Arent van Sassenheim, de stichter van het Begijnhof, begraven in 'zijn' Begijnenkapel. In 1347 richtte een grote stadsbrand enorme schade aan in Haarlem. Vrijwel geen gebouw ontkwam aan de vlammen, behalve de voorloper van de Bakenesserkerk. De schade aan de Begijnhofkapel viel blijkbaar mee, want binnen een jaar kon de kapel weer worden ingewijd.

In 1388 werd een nieuw en veel hoger koor gebouwd aan de oostelijke kant van de kapel, richting de Bakenessergracht. De toren van de verbouwde en vergrote Begijnenkerk dateert uit 1398. In 1420 kwam er een verhoogde tribune voor de begijnen, zodat zij gescheiden van de andere gelovigen de mis konden bijwonen. En er werd er een sacristie met schitterende houten gewelven toegevoegd aan de noordelijke kant van het koor. Deze ruimte doet tegenwoordig dienst als rouwkamer.

In Haarlem bouwde de Amsterdamse timmermansbaas Jan Smit, in opdracht van de Hervormde Diaconie, tussen 1768 en 1771 een voor die tijd enorm gebouw op de Nieuwe Ossenmarkt ten behoeve van de allerarmsten in de stad. Een uiterst sober, rechthoekig pand met vier vleugels om een afgesloten binnenplaats, kale vertrekken. Op de tekeningen stonden eigenlijk alleen 150 bedsteden. De gangbare opvatting was dat deze armen maar blij moesten zijn met een dak boven het hoofd. Het Diaconiehuis bood plaats aan 670 minder vermogende ouderen, 150 arme kinderen en 80 proveniers, dat wil zeggen kostkopers of kostgangers. Na de oplevering op 13 september 1771 bleek het aantal bewoners behoorlijk te hoog ingeschat: 404 ouderen, 107 kinderen en slechts 27 proveniers vonden er een plekje.

In de eerste helft van de zestiende eeuw kreeg ook de toren zijn huidige, markante bekroning, letterlijk en figuurlijk. Overduidelijk geïnspireerd op de toren van de St.-Bavo. Vanaf 1779 werd de Bakenesserkerk een kinderkerk. Kinderen en wezen van hervormde ouders die deels of geheel werden onderhouden door de hervormde diaconie waren verplicht om op zondagochtend in de Bakenes ter kerke te gaan en mee te doen aan godsdienstige vorming. Na de preek kregen de kinderen ook les in kerkelijke koorzang. Pas in de jaren zestig van de afgelopen eeuw kwam er een eind aan deze kinderdiensten.

Het hofje heet officieel 'Bakenesserkamer of Bakenesser kameren'. De ingang was aan de Jan of Dirc van Bakenessesteeg, tegenwoordig de Wijde Appelaarsteeg. Dat 'kamer' stond voor het middeleeuwse woning. Huizen van de meeste Haarlemmers waren overigens in die tijd niet veel groter.